Scheltema

maandag, 23 mei 2011 19:49 administrator
Afdrukken

 

Wat vertelt de commissie Scheltema over de achtergestelde deposito’s ?

 

In deze pagina wordt een aantal citaten uit het rapport Scheltema vermeld. Deze citaten geven een goed beeld wat de commissie Scheltema specifiek over het product achtergestelde deposito’s heeft vermeld. De betreffende pagina nummers in het rapport Scheltema zijn vermeld zodat het makkelijk is terug te zoeken. Het volledige rapport kunt u vinden : http://www.commissiedsbbank.nl/upload/20.pdf

Pagina 50:

Zo zendt de AFM DSB verschillende gele kaarten Zo wordt per e-mail meermaals (27 november 2008, 11 december 2008, 30 december 2008) gewezen op tekortkomingen bij reclames voor achtergestelde deposito‘s. Ten aanzien van het laatste wijst de AFM in het bijzonder op de verplichting alle relevante productkenmerken te vermelden. DSB verzuimt op te nemen wat de gevolgen zijn van het feit dat het spaarproduct niet onder het depositogarantiestelsel valt. Uit de tekst komt onvoldoende naar voren dat bij faillissement mogelijk helemaal geen geld overblijft. DSB past na opmerkingen van de toezichthouder haar reclame-uitingen in de meeste gevallen aan.

Pagina 101

Aan DSB stonden in principe twee instrumenten ter beschikking om het toetsingsvermogen te laten toenemen, namelijk inhouding van winst en het aantrekken van achtergestelde leningen (waaronder achtergestelde spaardeposito‘s). Deze laatste vorm van financiering is relatief duur en kan niet onbeperkt in aanmerking worden genomen voor de berekening van de solvabiliteit. Limitering is afhankelijk van de omvang van het eigen vermogen en van de looptijd van de achtergestelde leningen.

Pagina 110

In 2009 doen zich ontwikkelingen voor die groei in toetsingsvermogen in de weg staan. In de eerste plaats staat de winstgevendheid onder druk. Indien de incidentele boekwinst op inkoop van door DSB uitgegeven securitisatie notes wordt geëlimineerd, blijkt dat de operaties van DSB Bank in de eerste 9 maanden van 2009 verliesgevend zijn. In de tweede plaats kan worden genoemd dat de aandeelhouder wenste dat dividendbetalingen zouden worden hervat.72 In de derde plaats kan worden genoemd dat de ruimte om achtergestelde leningen in aanmerking te nemen voor het toetsingsvermogen volledig is benut.

Pagina 111/112

Voor de berekening van de BIS ratio mogen achtergestelde leningen als zogenaamd ‗lageraanvullend kapitaal‘ onder voorwaarden in aanmerking worden genomen voor zover het totaalbedrag niet meer bedraagt dan 50% van het kernkapitaal. De criteria die gelden om de achtergestelde leningen in aanmerking te nemen, zijn opgenomen in artikel 92 lid 3 sub c van het Besluit Prudentiële Regels Wft (Bpr). Door vertegenwoordigers van houders van achtergestelde deposito‘s is de Commissie opmerkzaam gemaakt op de leningsvoorwaarden die op de achtergestelde deposito‘s van DSB vanaf eind 2005 van toepassing waren. In het bijzonder is daarbij aandacht gevraagd voor de bepaling van artikel 6 van die voorwaarden. Dit artikel 6 handelt over vervroegde opeisbaarheid.

ARTIKEL 6. VERVROEGDE OPEISBAARHEID

6.1. Het totaal uitstaande bedrag der Lening en hetgeen overigens door de Geldnemer uit hoofde van deze overeenkomst is verschuldigd, is terstond opeisbaar, zonder dat enige nadere ingebrekestelling door bevel of soortgelijke akte nodig zal zijn, een en ander met inachtneming van het gestelde onder Artikel 7.

a) Bij niet of niet volledige nakoming door Geldnemer van haar verplichtingen uit deze overeenkomst;

b) In geval van faillissement, aangifte of verzoek tot faillietverklaring, aanbieding van akkoord buiten faillissement of aanvraag tot het bekomen van surseance van betaling van Geldnemer c.q. in geval van toepassing van de noodregeling op Geldnemer;

c) In geval van ontbinding, liquidatie of materiële stopzetting van het bedrijf van Geldnemer, of het bedrijf van Geldnemer zodanig wordt gewijzigd dat het bedrijfsmatige karakter daardoor in overwegende mate verandert;

d) In geval op eigendommen van Geldnemer executoriaal beslag wordt gelegd, of indien daarop gelegd conservatoir beslag niet binnen 30 dagen zal zijn opgeheven;

e) Bij verlies van rechtspersoonlijkheid van de Geldnemer;

f) In geval van wijziging van de statuten van Geldnemer en deze wijziging niet binnen drie maanden na ontvangst van een schriftelijk bezwaar van Geldgever door Geldnemer ongedaan is gemaakt.

 

In artikel 92 lid 3 sub c van het Besluit Prudentiële Regels Wft zijn de voorwaarden opgenomen die gelden voor het in aanmerking nemen van achtergestelde leningen als ‗lager aanvullende kapitaal‘. Het gaat om de volgende voorwaarden:

1°. de vorderingen van de crediteur, voor zover het de terugbetaling van het leningbedrag betreft, volledig achtergesteld zijn bij die van alle andere crediteuren;

2°. de achtergestelde lening een vaste looptijd van oorspronkelijk ten minste vijf jaar of, indien de looptijd onbepaald is, een opzeggingstermijn van ten minste vijf jaar heeft;

3°. vervroegde aflossing slechts plaatsvindt indien de Nederlandsche Bank daartoe, op verzoek van de financiële onderneming, besluit;

4°. de hoogte tot welke de achtergestelde lening in aanmerking kan worden genomen als lager aanvullend kapitaal lineair wordt verlaagd gedurende ten minste de vijf jaar die voorafgaan aan de datum van de aflossing; en

5°. de leningovereenkomst geen bepaling bevat op grond waarvan de achtergestelde lening voor het einde van de looptijd, anders dan bij liquidatie, moet worden afgelost.

 

In de voorwaarden voor achtergestelde deposito‘s die tot eind 2005 golden, was expliciet bepaald dat betaling of verrekening van de achtergestelde deposito‘s niet kon plaatsvinden voordat zulks door DNB schriftelijk was goedgekeurd. In de voorwaarden die gelden vanaf eind 2005 ontbreekt die expliciete goedkeuring door DNB. Mede hierdoor kan twijfel bestaan over de vraag of de voorwaarden voor de achtergestelde deposito‘s van DSB voldoen aan de vereisten die zijn opgenomen in artikel 92 lid 3 sub c. Bpr. Houders van achtergestelde deposito‘s hebben de stelling ingenomen dat de achtergestelde deposito‘s niet voldoen aan de definitie als bedoeld in artikel 2 van de richtlijn nummer 89/299/EEG, welk artikel inhoudelijk overeenkomt met de criteria vermeld in artikel 92 lid 3 sub c Bpr. De Vereniging ‗dsbdepositos.nl‘ heeft een drietal proefprocedures bij de Rechtbank te Rotterdam tegen DNB aanhangig gemaakt (zie verder ook paragraaf 5.3.3.). Indien geoordeeld zou worden dat de achtergestelde deposito‘s niet voldoen aan de hiervoor bedoelde definitie, is het aannemelijk dat moet worden geconcludeerd dat een groot deel van de achtergestelde deposito‘s door DSB ten onrechte in aanmerking is genomen bij de bepaling van het toetsingsvermogen. De BIS ratio zou dan vanaf 2006 te hoog zijn gepresenteerd. Nu deze kwestie onder de rechter is, zal de Commissie zich onthouden van het geven van een oordeel over de vraag of de achtergestelde deposito‘s terecht of onterecht bij de bepaling van het toetsingsvermogen in aanmerking zijn genomen.

Pagina 130

De druk op de solvabiliteit in 2009 is mede het gevolg van onvoldoende winstgevendheid en de uitkering van een interimdividend van € 11 miljoen aan de aandeelhouder. Als de zichtbare solvabiliteit bovendien zou worden gecorrigeerd voor de effecten van de waardevermindering van de vordering op DSB Beheer en voor de ‗radar‘ -claims dan zou niet aan de solvabiliteitsnorm zijn voldaan. Bovendien had niet mogen gebeuren dat twijfel kan bestaan over de vraag of de achtergestelde deposito‘s terecht in aanmerking zijn genomen bij de bepaling van het toetsingsvermogen. DSB had de contractvoorwaarden voor achtergestelde deposito‘s zo moeten opstellen dat geen twijfel had kunnen ontstaan over de vraag of aan de voorwaarden voor kwalificatie als toetsingsvermogen zou worden voldaan.

Pagina 135/136

5.3.3 De achtergestelde deposito’s  

Bij een achtergesteld deposito zette een klant van DSB een vast bedrag, met een minimum van € 2.500, voor een periode van vijf of tien jaar vast, tegen een vast rentepercentage. Bijzonder aan een dergelijk deposito is dat in geval van faillissement pas recht op terugbetaling bestaat als alle andere crediteuren zijn voldaan. Alleen de aandeelhouders komen later aan de beurt. Het voordeel daarvan voor de bank is dat achtergestelde deposito‘s tot een bepaald maximum meetellen als kapitaal bij het bepalen van de solvabiliteit van een bank. De keerzijde daarvan voor de deposanten is dat zij bij een eventueel faillissement een aanmerkelijk groter risico lopen dan gewone spaarders. (voor de instroom van achtergestelde deposito's, zie figuur 5.1 in het rapport Scheltema op pagina 135)

Naar het oordeel van DNB is het depositogarantiestelsel op een achtergesteld deposito niet van toepassing, althans niet op de gestorte hoofdsom.89 De houders van achtergestelde deposito‘s bestrijden deze opvatting.90 Zij betogen dat de achtergestelde deposito‘s van DSB niet voldoen aan de omschrijving in bijlage B bij het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft, waarbij op grond van art. 20 lid 1 van het besluit van het stelsel uitgezonderd zijn: ‗Financiële instrumenten die vallen onder de definitie van eigen vermogen als bedoeld in artikel 2 van richtlijn nr. 89/299/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 april 1989 betreffende het eigen vermogen van kredietinstellingen (PbEG L124) zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij richtlijn nr. 92/16/EEG (PbEG L 75) 21 maart 1992.‘

DNB heeft de deposanten gesuggereerd door middel van proefprocedures helderheid over deze kwestie te verkrijgen.91 Inmiddels zijn procedures aanhangig. De Commissie neemt in dit hoofdstuk verder bij wege van veronderstelling tot uitgangspunt dat de achtergestelde deposito‘s niet gedekt zijn door het stelsel, om de informatieverstrekking door DSB en het optreden van de toezichthouders bij die veronderstelling te toetsen. De toezichthouders zijn immers bij het beoordelen van de informatie ook zelf uitgegaan van de veronderstelling dat het garantiestelsel niet van toepassing was.

De Vereniging DSBDeposito‘s heeft de Commissie bij brief afdrukken verschaft van de informatie die in januari 2008 op de website van DSB over de achtergestelde deposito‘s werd gegeven. De nadruk ligt in de hoofdtekst op de hoge rente van 7 of 7,5%. Aan het slot van de hoofdtekst staat: ‗Het DSB Achtergesteld Deposito is een achtergesteld deposito en valt derhalve niet onder het depositogarantiestelsel.‘ Onder de veelgestelde vragen vermeldt de website in 2008: ‗Achtergesteld betekent dat de terugbetaling aan het einde van de looptijd achtergesteld is bij overige concurrente crediteuren van DSB Bank N.V. Dit houdt in dat andere crediteuren eerst worden terugbetaald. Slechts in het uitzonderlijke geval van een onverhoopt faillissement van DSB Bank N.V. wordt u als achtergesteld crediteur hiermee geconfronteerd. Daarnaast valt het achtergesteld deposito niet onder het depositogarantiestelsel.‘

De AFM heeft in november en december 2008 met DSB gecorrespondeerd over de informatie die op de website van DSB werd gegeven met betrekking tot de achtergestelde deposito‘s. Volgens de AFM diende DSB op grond van art. 4:19 Wft alle relevante productinformatie direct bij de product-aanbieding te vermelden. De AFM noemde daarbij als voorbeeld vermelding van de gevolgen van het feit dat het product niet onder de depositogarantieregeling viel. DSB heeft een voorstel tot aanpassing van de tekst gedaan, waarin de AFM nog twee wijzigingen heeft voorgesteld. Daarna voldeed de informatie volgens de AFM aan de eisen.

De Commissie verkreeg ook gegevens over hetgeen in oktober 2009 op de website van DSB stond.94 Toen was de informatie over het risico in geval van een faillissement aanzienlijk duidelijker. In een overzicht van de verschillende spaarvormen stond vermeld of het depositogarantiestelsel op een bepaalde spaarvorm van toepassing was. Alleen bij het Achtergesteld Deposito is hier ‗nee‘ vermeld. De rente van een achtergesteld deposito was toen tot 6,5%, tegen 5,25% voor een gewoon deposito. De website vermeldt verder: ‗Achtergesteld houdt in dat u bij een eventueel faillissement van uw bank als laatste het geld terugkrijgt. U loopt hierdoor het risico dat u uw (volledige) spaarbedrag misschien niet terugkrijgt. Daarnaast is het belangrijk om te vermelden dat het Achtergesteld Deposito niet valt onder het Depositogarantiestelsel van De Nederlandsche Bank.‘95

Pagina 230

Achtergestelde deposito’s

De Vereniging dsb.depositos.nl heeft een drietal proefprocedures bij de Rechtbank Rotterdam aanhangig gemaakt waarin het ten principale gaat om de vraag of de achtergestelde deposito‘s bij DSB onder de dekking vallen van het depositogarantiestelsel (DGS). Daarbij komt de vraag aan de orde of de productvoorwaarden van de achtergestelde deposito‘s voldoen aan de criteria die zijn vermeld in artikel 2 van richtlijn 89/299/EEG. Als de rechtbank de houders van achtergestelde deposito‘s in het gelijk zou stellen, is het aannemelijk dat een groot deel van de achtergestelde deposito‘s ten onrechte in aanmerking is genomen bij de bepaling van het toetsingsvermogen voor de solvabiliteitsdoeleinden. Nu deze kwestie onder de rechter is, zal de Commissie zich onthouden van een oordeel over de standpunten van de partijen.

Pagina 249

Achtergestelde deposito’s

Aan een achtergesteld deposito kunnen grotere risico‘s zijn verbonden dan aan een gewoon termijn-deposito. De achtergestelde deposanten bij DSB hebben in ieder geval vanaf januari 2008 bij de productinformatie op internet kunnen lezen dat het deposito niet onder het depositogarantiestelsel zou vallen - of deze informatie nu juist is of nietZij hadden, door de hogere rentevergoeding die op het product werd geboden ten opzichte van een gewoon deposito, ook kunnen begrijpen dat aan dit product meer risico verbonden was, dan aan een gewoon termijndeposito. In hoeverre dit begrip werkelijk bestond, zal afhangen van de financiële kennis en ervaring van de betrokken deposant. De abstracte risico‘s in geval van een faillissement waren, door ingrijpen van de AFM, vanaf eind 2008 bij de productinformatie op internet te lezen.

Over de periode daarvoor zijn de Commissie geen gegevens bekend. Het ligt in ieder geval niet voor de hand dat de informatieverstrekking voor die tijd beter was.

Voor de hand liggende vragen zijn:

 Waarom heeft DNB het DSB niet verboden achtergestelde deposito‘s van particulieren te accepteren?

 

Waarom heeft DNB niet gewaarschuwd voor het risico van achtergestelde deposito‘s, met name nadat DSB onder verhoogd toezicht was gesteld?

 Waarom heeft DNB in plaats van te waarschuwen, informatie gegeven die vertrouwen in DSB opwekte?

 Waarom heeft DNB niet bij de AFM aangedrongen op scherper toezicht op achtergestelde deposito‘s ter bescherming van de potentiële deposanten?

 Waardoor heeft de AFM pas eind 2008 geconstateerd dat de informatie die DSB over het achtergestelde deposito verstrekte, onvoldoende duidelijk was?

 

Deze vragen komen aan de orde in hoofdstuk 11. Aldaar komt de Commissie tot de conclusie dat het in het geval van DSB beter zou zijn geweest als eerder aandacht zou zijn besteed aan de informatieverstrekking ten aanzien van de achtergestelde deposito‘s en dat DNB aan de AFM extra aandacht had moeten vragen voor de informatie die DSB over deze deposito‘s verstrekte. De AFM heeft evenmin zelf specifiek aandacht aan de achtergestelde deposito‘s van DSB gegeven, hoewel de AFM wist dat DNB zich zorgen maakte over DSB en haar onder verhoogd toezicht had geplaatst. Pas in het najaar van 2008, toen op de spaarmarkt een hevige concurrentieslag plaatsvond als gevolg van de kredietcrisis, heeft de AFM door eigen onderzoek ontdekt dat DSB te weinig informatie gaf over de risico‘s, zoals hiervoor is beschreven. Toen heeft de AFM direct opgetreden.

Naar het oordeel van de Commissie had de brug tussen het algemene toezicht en het transparantie-toezicht hier sneller geslagen moeten worden. De AFM heeft de Commissie, gevraagd naar de oorzaak van het late optreden, laten weten dat de kenmerken van de achtergestelde deposito‘s op de website van DSB, ook vóór het optreden van de AFM, feitelijk juist waren vermeld. De AFM heeft tevens laten weten dat zij de eisen omtrent de voorlichting in het najaar van 2008 heeft verscherpt, omdat na de gebeurtenissen rond Lehman en Icesave het risico van het faillissement van een bank reëler was geworden en omdat de spaarmarkt toen sterk in beweging was. Daarna heeft de AFM DSB direct gevraagd de informatie verder aan te scherpen.

De Commissie heeft er begrip voor dat de gebeurtenissen in het najaar van 2008 aanleiding waren om in het algemeen nog eens extra goed te kijken naar de voorlichting over achtergestelde deposito‘s. Zij blijft echter bij haar oordeel dat het, gelet op de problemen waarin DSB verkeerde en waarvan DNB en de AFM in ieder geval al sinds eind 2007 op de hoogte waren, voor de hand had gelegen dat de AFM de voorlichting over de achtergestelde deposito‘s van DSB eerder onder de loep had genomen. Op dit snijvlak van kapitaalverwerving en consumentenvoorlichting hebben de AFM en DNB een gezamenlijke verantwoordelijkheid.

Pagina 262

NB, de toezichthouder die de meest frequente contacten had met DSB, heeft daarbij ook problemen die mede op het terrein van de AFM lagen, aan de orde gesteld. DNB heeft duidelijk beseft dat overkreditering en het niet naleven van de zorgplicht ook prudentiële risico‘s met zich brengt, en heeft DSB daarop aangesproken. Zij heeft de AFM daarover geïnformeerd. Soms had de informatie-uitwisseling beter gekund. De Commissie verwijst naar hetgeen zij in de hoofdstukken 5 en 11 opmerkt over de achtergestelde deposito‘s.

Pagina 272/273/274

Informatie door DNB over een bank in de problemen

In de hoofdstukken 5 en 9 is beschreven dat de informatieverstrekking over de achtergestelde deposito‘s van DSB tot eind 2008 minder duidelijk was dan wenselijk was. Aldaar zijn de vragen opgeworpen waarom DNB het DSB niet heeft verboden achtergestelde deposito‘s van particulieren te accepteren en niet heeft gewaarschuwd voor het risico van achtergestelde deposito‘s, met name nadat DSB onder verhoogd toezicht was gesteld, maar in plaats daarvan informatie gaf die vertrouwen in DSB opwekte. En waarom DNB niet in ieder geval bij de AFM heeft aangedrongen op scherper toezicht op het product ter bescherming van de potentiële deposanten.

Bij het beantwoorden van deze vragen is het van belang de signaalfunctie van het in het openbaar optreden van DNB scherp in het oog te houden. DNB kan niet waarschuwen dat een bank in de problemen verkeert. Een dergelijke waarschuwing zou de problemen alleen maar verergeren, en zou kunnen leiden tot een bank run. Als DNB een bank zou verbieden achtergestelde deposito‘s van particuliere klanten te accepteren zodra die bank in zwaarder weer terecht kwam, zou met enige vertraging dezelfde signaalwerking optreden. De markt zou dit verbod immers snel doorzien, waarna dit hetzelfde gevolg zou hebben als een openbare waarschuwing. Alleen een algeheel verbod op het accepteren van achtergestelde deposito‘s van particulieren, ook voor gezonde banken, zou dit gevaar vermijden. Een dergelijk verbod gaat echter te ver, en zou inconsistent zijn met de mogelijkheid voor particulieren om in aandelen en, al dan niet achtergestelde, obligaties van banken te beleggen. De bescherming van particulieren moet dan ook worden gevonden in de abstracte waarschuwing voor de risico‘s van een achtergesteld deposito in geval van insolventie van de bank. Daarbij moet duidelijk zijn dat de toezichthouders, in het bijzonder DNB, niet zullen waarschuwen als een bank in zwaar weer verkeert of zelfs op de rand van insolventie staat. De Commissie beveelt aan de waarschuwingsteksten voor achtergestelde deposito‘s en producten met vergelijkbare risico‘s in dit opzicht aan te scherpen.

Het is begrijpelijk dat deposanten verontwaardigd zijn dat DNB hen desgevraagd niet heeft geïnformeerd over de problemen bij DSB. Hetzelfde geldt voor andere rekeninghouders waarvan het saldo niet door het depositogarantiestelsel wordt gedekt. Hiervoor is al opgemerkt dat DNB niet voor problemen bij een bank kan waarschuwen. DNB geeft desgevraagd echter wel in algemene termen gestelde informatie over een bank waarnaar wordt geïnformeerd. Bij het publiek kan door die informatie de indruk ontstaan dat de bank waarnaar zij informeren er goed voorstaat. Dat is natuurlijk ook de bedoeling: zou de informatie een andere indruk wekken, dan zou zij de betrokken bank in gevaar brengen. Het publiek blijkt daardoor in de praktijk de algemene informatie van DNB op te vatten als een geruststellende verklaring over de betrokken bank. Naar het oordeel van de Commissie zou DNB er daarom beter aan doen in het geheel geen informatie meer te geven over instellingen waarnaar het publiek informeert. DNB zou moeten volstaan met het op schrift (internet) beschrijven van het systeem van prudentiële eisen en het toezicht daarop en daarbij duidelijk moeten maken dat zij niet kan en mag waarschuwen voor eventuele problemen bij instellingen die onder toezicht staan. Zij zou het publiek verder kunnen verwijzen naar de informatie die in het algemeen in de markt beschikbaar is over het aan een instelling verbonden risico.270 Bij een verwijzing naar deze algemene informatie zou DNB het dan in het vervolg moeten laten.

DNB heeft de Commissie laten weten dat zij het oordeel niet deelt dat zij het publiek nooit zou moeten informeren over de toestand van een instelling die onder toezicht staat. Een algemeen verbod zou volgens DNB voorbijgaan aan exceptionele situaties die nog niet zijn te voorzien en waarin het doen van een mededeling over een (systeemrelevante) instelling van belang kan zijn voor de stabiliteit van het financiële stelsel. DNB stelt dat zij daarbij grote terughoudendheid betracht, zoals blijkt uit haar afwegingen voorafgaand aan de mededeling over DSB.

De Commissie begrijpt het bezwaar van DNB tegen het door haar voorgestelde algemene verbod, maar meent dat DNB eraan voorbijgaat dat het enkele bestaan van de mogelijkheid om in exceptionele situaties informatie te verstrekken, via het uit de speltheorie bekende begrip unraveling gevolgen heeft: zo kan het publiek uit het uitblijven van informatie over een bank in problemen afleiden dat deze kennelijk niet systeemrelevant is of, als aannemelijk is dat deze wel systeemrelevant is, dat de problemen kennelijk zo groot zijn dat er geen positieve berichten meer verstrekt kunnen worden. Anders gezegd: wie informatie mag verstrekken om vertrouwen te geven, voedt bij het uitblijven van die informatie wantrouwen. Dat leidt tot druk om ook in niet-exceptionele gevallen informatie te verstrekken. De casus DSB is naar het oordeel van de Commissie een bewijs van die druk: DSB was geen systeemrelevante bank, en de zorgen bij het publiek over DSB waren bepaald niet ongegrond. Dat DNB een mededeling deed, was dan ook mede omdat zij in het verleden geruststellende mededelingen over andere instellingen had gedaan, en dat het uitblijven van een mededeling over DSB als gevolg daarvan negatieve gevolgen zou kunnen hebben.

In het geval van DSB zou het beter zijn geweest als eerder aandacht zou zijn besteed aan de informatieverstrekking ten aanzien van de achtergestelde deposito‘s. Een verbod achtergestelde deposito‘s van particulieren te accepteren past als zodanig niet in het systeem van de Wft. Via eisen aan de informatieverstrekking zou indirect een verbod bereikt kunnen worden, namelijk als de toezichthouder zou verlangen dat de betrokken bank, als zij besluit achtergestelde deposito‘s aan te trekken terwijl zij in moeilijkheden verkeert, potentiële deposanten informeert over haar slechte toestand. Die informatie zal de bank immers niet willen verstrekken.

In september 2007 heeft DNB besloten DSB onder verhoogd toezicht te plaatsen, mede in verband met zorgen over haar verdienmodel, en de ontwikkeling van resultaat, kosten en de solvabiliteitsprognoses. Het had voor de hand gelegen dat DNB vanaf dat moment extra oplettend was geweest ten aanzien van het aantrekken van achtergestelde deposito‘s door DSB en, toen DSB weer achtergestelde deposito‘s ging aantrekken,( In de vergadering van de RvB DSB van 5 februari 2007 werd besloten de achtergestelde deposito‘s te sluiten. In november 2007 werd in de vergadering gesignaleerd dat weer behoefte aan deze deposito‘s bestond en dat ze weer opengesteld zouden moeten worden). aan gedragstoezichthouder de AFM extra aandacht zou hebben gevraagd voor de informatie die DSB over deze deposito‘s verstrekte. DNB heeft dat niet gedaan. De AFM heeft evenmin zelf specifiek aandacht aan de achtergestelde deposito‘s van DSB gegeven; dit komt in hoofdstuk 9 aan de orde.

Achtergestelde deposanten hebben de Commissie laten weten dat zij van DNB, toen zij bij DNB naar DSB informeerden, te horen hebben gekregen dat DSB onder toezicht stond en net zo veilig was als iedere andere bank die in Nederland onder toezicht stond. Ook is verklaard dat DNB liet weten dat het risico bij een eventueel faillissement gering was, onder verwijzing naar het hoge uitkeringspercentage bij het faillissement van Van der Hoop. De Commissie heeft niet verder onderzocht of dergelijke specifieke geruststellende uitlatingen, waarvan ook in de kwestie Icesave sprake was, zijn gedaan. Zij zouden in ieder geval achterwege moeten blijven. Wij merkten al op dat het beter zou zijn als DNB zich helemaal niet meer zou mogen uitlaten over individuele instellingen.

 

Laatst aangepast op donderdag, 26 mei 2011 11:09